Lang voordat Leo van Vliet koersdirecteur werd van de Amstel Gold Race had hij de wedstrijd uiteraard ook als renner meegemaakt. De eerste keer was in 1978, het jaar van zijn debuut bij de profs. Van Vliet (22) reed toen in Franse dienst, bij Miko-Mercier, waar Joop Zoetemelk de kopman was.
Alle twee speelden ze in dat jaar op de Limburgse wegen een rol van betekenis. Joop werd derde, Leo achtste. Buiten hun schuld hadden zich in de slotfase van de door Jan Raas gewonnen koers echter ook taferelen afgespeeld die meer op een rodeo dan een wielerwedstrijd leken.
Jurylid Bram Koopman, gepokt en gemazeld in het vak, sprak zelfs over gangster-praktijken en misschien had hij -zoals een krant het formuleerde – ’ook wel een beetje gelijk.’ Sancties bleven desondanks achterwege, maar voorbij de eindstreep in Meerssen vlogen de verwijten niettemin nog aan één stuk door de lucht. Details zal ik U besparen, maar een reconstructie van de wild-west-praktijken mag natuurlijk niet ontbreken. Lees en huiver.
In volle finale, met de tweede beklimming van de Keutenberg achter de rug, was in de kopgroep van elf een breuk ontstaan. Zoetemelk en de beide Raleighs Raas en Kuiper hadden in gezelschap van Maertens en wereldkampioen Moser afscheid genomen van Knetemann, Van Vliet, Thurau, Braun, Godefroot en de Fransman Bourreau. De vonken spatten er bij de leiders van af toen zij via de Fromberg richting Cauberg trokken. En juist dáár haalde Raas uit voor een splijtende demarrage. Die kwam inderdaad zó genadeloos hard aan dat hij op de motoren van de fotografen stuitte. Zij hadden niet snel genoeg afstand van de kopgroep genomen. Gevloek en getier alom, maar Raas (na één jaar Frisol weer in de ’stal’ van Peter Post teruggekeerd) was niet meer te stoppen.
Fred de Bruyne, de ploegleider van Maertens, alsook Waldemaro Bartolozzi, de teambaas van Moser, zagen het in hun auto’s allemaal gebeuren. Vooral Bartolozzi werd witheet van woede. De zuigkracht van de motoren voor Raas werkte bij de Italiaan als de rode lap op een stier. Hij passeerde het groepje achtervolgers en schreeuwde naar Moser dat ie achter de auto moest gaan stayeren. Maar toen waren de rapen helemáál gaar.
Een ziedende Peter Post zag de vlucht van Raas in gevaar komen en snelde eveneens naar voren. Bruusk posteerde hij zíjn wagen dwars op de weg, pal voor de auto van Bartolozzi. Het scheelde niet veel of het was zelfs tot een aanrijding gekomen. Zoetemelk c.s. moesten niettemin halsbrekende toeren uithalen om niet te vallen. Raas achterhalen was er echter niet meer bij. Hem trof overigens geen blaam.
Hij kon het immers niet helpen dat hij een paar seconden in de slipstream van de motoren terechtgekomen was. Aan de streep had de Zeeuw ruim één minuut voorsprong op Moser, die in de sprint voor de tweede plaats Zoetemelk, Maertens en Kuiper achter zich hield. Nog geen drie minuten hierna arriveerden Knetemann en Braun, met in hún kielzog de debutant van de dag, Leo van Vliet. Die kreeg trouwens menig schouderklopje , temeer omdat hij in de slotfase ook nog eens met een lekke band had moeten afrekenen.
De achtste plaats in de vaderlandse klassieker – waarover hij nu al een kwarteeuw de scepter zwaait – heeft Leo overigens nooit meer kunnen verbeteren. Niet zo héél verwonderlijk, want zowel bij Raleigh (waar hij in zijn tweede profjaar naar toegetrokken was) als in een latere fase toen hij bij Kwantum Hallen reed had hij vooral een dienende rol, met name voor baas Raas. Het deed verder niets af aan het feit dat hij toch een mooie erelijst opbouwde.
Een etappezege in de Tour (waaraan hij zes keer deelnam), alsmede winst in Gent-Wevelgem en Vierdaagse van Duinkerken waren natuurlijk bewijzen van vakmanschap, net als dagsuccessen in, bijvoorbeeld, de Ronde van Nederland, Dauphiné Libéré, Ster van Bessèges, Midi-Libre, Parijs-Nice en Ronde van Ierland. Trouwens, ook in het wereldje van de zesdaagsen liet hij zijn gezicht zien. En toen hij eenmaal de fiets aan de kant had gezet vond hij ook zijn draai in het zakenleven.
Zijn werk als directeur van de Goldrace combineerde hij bovendien nog een aantal jaren met een soortgelijke rol in de Amstel Curacao Race. Tevens was hij een paar seizoenen bondscoach. Kortom, het leven van Leo van Vliet (uit Honselersdijk, in het Westland) stond al vrij vroeg in het teken van de wielersport.
En Limburg speelde daarin vanaf het begin een belangrijke rol. Toen hij nog amateur was koerste hij er namelijk al veel. Mede waardoor hadden de hellingen en binnenwegen in het heuvelland geen geheimen meer voor hem op het moment dat hij er als prof mee te maken kreeg. Bovendien, niet alleen deed hij veel parcourskennis in het land van bronsgroen eikenhout op, hij leverde er ook prestaties die hem reeds vóór zijn allereerste Amstel Gold Race de nodige naamsbekendheid gaven.
De eindzege in Olympia’s Tour door Nederland 1976 alsook de triomf in de Ronde van Limburg een jaar later waren daarvan de bewijzen, net als zijn optreden in het NK dat in Simpelveld werd gehouden, of anders toch de podiumplaatsen in wedstrijden als de Hel van Voerendaal, de Volta Limburg Classic (die toen nog Hel van het Mergelland heette) en de intussen verdwenen driedaagse Omloop van de Mijnstreek. Tussenhaakjes: hij fikste dat allemaal als lid van de …. Amstelploeg onder leiding van Herman Krott, de man die toen al van de Goldrace een mondiaal evenement had gemaakt.
Jawel, voor Leo van Vliet- die intussen naar Amsterdam verhuisde en ook een riante woning op Curacao heeft – is Limburg in alle opzichten bekend terrein. En zijn zilveren jubileum als koersdirecteur van de Amstel Gold Race zal straks dan ook, zodra de corona-crisis voorbij is en het licht weer op groen wordt gezet voor ’s lands wielerpronkstuk, ongetwijfeld gevierd worden. Hij verdient het ten volle.
Wiel Verheesen