UIT DE KOERS VAN TOEN door Wiel Verheesen aflevering 18 Parijs-Roubaix

Stof, slijk, stenen en stress. Ze zijn onverbrekelijk verbonden met Parijs-Roubaix. De laatste waanzin van de wielersport,’ schreef wijlen Jacq Goddet eens in L’Équipe, het sportdagblad dat destijds voor de organisatie tekende. Maar naast de vaak waanzinnige taferelen in het Bos van Wallers of op de zo mogelijk nog slechtere en smallere kasseiwegen verderop is het toch óók de heroïek die van Parijs-Roubaix een monument maakt.

Roger de Vlaeminck en Tom Boonen, de twee Belgen, schreven er ieder vier keer hun naam op. De Vlaeminck deed dat in de jaren zeventig, Boonen tussen 2005 en ’12, ongeveer dezelfde periode derhalve waarin  Fabian Cancellara tot drie zeges kwam. Dit aantal hadden Rik van Looy, Eddy Merckx, Francesco Moser,  Johan Museeuw, enzovoort, overigens al eerder bereikt dan de Zwitser. Kortom, het zijn grootheden die in de ’hel van het noorden’ eeuwige roem verwierven, dus ook tweevoudige winnaars met namen als Van Steenbergen, Kelly, Madiot, Duclos-Lassalle, Ballerini, moet ik nog doorgaan?

In ieder geval, de edities die ik (lang geleden) als verslaggever meemaakte hebben mooie herinneringen achtergelaten, ofschoon ze wat sommige jaargangen betreft uiteraard sterker zijn dan in andere gevallen. De  triomftocht van Andreï Tchmile behoort hoe dan ook tot eerstgenoemde categorie.

Toen ik een paar dagen geleden las dat de 57-jarige  oud-winnaar momenteel een gevecht levert tegen darmkanker gingen de gedachten haast automatisch terug naar 1994, de aprilzondag waarop hij de sterkste van de sterken in ’de hel’ was. Overigens,  Tchmile heeft intussen een operatie ondergaan in het ziekenhuis van Brescia, Italië, het land waar hij nu alweer geruime tijd woont. ’Het leven is als een koers die nooit stopt,’ twitterde hij over de medische ingreep.

Zesentwintig jaar geleden had Tchmile zich zo’n 60 kilometer vóór Roubaix losgerukt uit een elitegroep die het uiteengescheurde, bijna murw geslagen en fel uitgedunde peloton vooraf ging. ’s Morgen bij de start was het nog 191 man sterk geweest. Tchmile, toentertijd met vrouw en zoontje wonend in … Roubaix, hoefde over zijn vorm niet te klagen. Eerder had hij voor Lotto, zijn nieuwe ploeg, de E3-Prijs Harelbeke en een rit in de Driedaagse De Panne gewonnen, daarnaast top-vijf plaatsen veroverd in Ronde van Vlaanderen en Gent-Wevelgem.

Pas toen hij hoorde dat Johan Museeuw, zijn teamgenoot een jaar tevoren bij GB-MG, aan een achtervolging was begonnen dacht hij dat het toch nog mis zou gaan. Het werd trouwens een meeslepend duel tussen Tchmile en de ’Leeuw van Vlaanderen’ die op een gegeven moment nog maar zes seconden moest goedmaken. Jean-Luc Vandenbroucke, de ploegleider van Tchmile, had zijn renner niettemin steeds moed ingesproken. ’Doorgaan Andreï, je haalt het, Museeuw rijdt zichzelf stuk.’ En dat klopte volledig, want de Belg zou uiteindelijk als dertiende (op 4 minuten) de finish bereiken. De Italianen Baldato en Ballerini, respectievelijk tweede en derde, hadden de schade tot iets meer dan één minuut kunnen beperken. Olaf Ludwig sprintte iets later naar de vierde plek.

Na zijn zegetocht in Noord-Frankrijk groeide Tchmile uit tot een klassiekerspecialist. Hij onderstreepte dat met overwinningen in Parijs-Tours, Milaan-Sanremo en (in 2000) de Ronde van Vlaanderen, alsook de wereldbeker, om over de vele andere dagsuccessen maar niet te spreken. De grote ronden (o.a. vijf keer de Tour) waren niet zijn ding.

Hij werd geboren in Khabarovsk, een middelgrote stad aan de Chinese grens in het uiterste oosten van de toenmalige Sovjet-Unie. ’Als ik dáár was blijven wonen zou ik waarschijnlijk nooit wielrenner zijn geworden,’ vertelde hij eens in een interview. ’Toen ik 14 jaar was verhuisden mijn ouders echter naar Kisinev, in Moldavië, niet ver van de grens met Roemenië. Een reis van bijna 8000 kilometer. Een paar jaar later debuteerde ik op de racefiets.’ Hij steeg snel op de ladder. Als staatsamateur reed hij zowel in Europa als Zuid-Amerika.

De droom om prof te worden leek desondanks vanwege de politieke situatie niet in vervulling te gaan, totdat eind jaren tachtig alles anders werd. De val van de Berlijnse Muur en het opheffen van de Sovjet-Unie bood Tchmile, net als Konychev, Abdoesjaparov en andere toppers uit dat land, de kans om de vleugels uit te slaan. Met renners als Ludwig, Zabel, Ullrich, Raab, Heppner, et cetera, uit de voormalige DDR was het niet anders.

Tchmile maakte zijn opwachting als prof in Italiaanse dienst, bij Alfa Lum, dat overigens in eerste instantie alleen uit vroegere Sovjetonderdanen bestond. Daarna kwam hij in dienst van het Waalse SEFB, vervolgens bij GB-MG en tenslotte Lotto. Intussen veranderde  hij diverse keren van nationaliteit. Zijn Sovjetpaspoort werd ingeruild voor een Russisch, daarna voor een uit Moldavië en Oekraïne.

Uiteindelijk werd hij in 1998 een perfect Frans sprekende Belg. Na zijn rennersjaren (hij stopte eind 2002) behoorde hij geruime tijd tot de staf van diverse ploegen. Ook was hij actief op het politieke vlak, met name in  Moldavië. De darmkanker zette zijn leven echter compleet op de kop. Uiteraard hoopt iedereen nu, zeker in de wielerwereld, dat Tchmile als winnaar uit deze harde strijd tevoorschijn komt. Net als destijds in Roubaix, Tours, Sanremo en Vlaanderen.

Wiel Verheesen

Dit bericht delen:
Scroll naar boven