Het wielerjaar verlengen tot in november, zoals links en rechts gesuggereerd? Wie weet. Nieuw zou zo’n ’uitloop’ overigens niet zijn. Daarom neem ik U maar even mee naar het begin van de jaren vijftig toen er geen sprake was van afgelaste wedstrijden als gevolg van de corona-crisis.
Ook destijds werd al tot ver in het najaar gereden. Sterker, men keek er niet eens écht van op. De Ronde van Zuid-Italië, bijvoorbeeld, vond plaats van 7 tot 16 november 1952. En toen die afgelopen was duurde het nog maar even voordat president Péron in Buenos Aires het startschot voor de Ronde van Argentinië loste. Dat gebeurde op 25 november. De finish werd 13 december bereikt! Ter verduidelijking, zowel de wedstrijd in Italië als de race in Zuid-Amerika kreeg een flink aantal cracks op de deelnemerslijst. De winnaars waren Fausto Coppi en Rik van Steenbergen, twee namen die nog altijd een magische klank hebben.
La Gazzetta dello Sport, de organiserende krant van de Zuid-Italiaanse rittenkoers (officieel de G.P. Mediterraneo) had ook een Nederlandse ploeg uitgenodigd. Voorwaarde was dat Jan Nolten kopman zou zijn. De lange Limburger was in korte tijd erg populair geworden in het land van de laars, vooral door zijn ophefmakend Tourdebuut enkele weken eerder. Niet alleen had hij de etappe naar Monaco, maar tevens een heroïsch (en nipt verloren) duel geleverd met eindwinnaar Coppi op de Puy de Dôme. Dat had indruk gemaakt.
De metgezellen voor Nolten in Italië waren zijn provinciegenoten Jeu Jöris en Hein Gelissen, de Zuid-Hollander Piet de Vries en Juul Maenen uit Valkenswaard. Als ploegleider fungeerde Toine Gense, de Maastrichtse peetvader van het wielrennen in Limburg.
Niet alleen ons land, ook Zwitserland (met Ferdi Kübler), Frankrijk (o.a. Louison Bobet) en Duitsland (met Heinz Müller, die twee maanden eerder in Luxemburg verrassend wereldkampioen was geworden) gaven acte de presence. De rest van het veld bestond uit Italiaanse fabrieksteams met coryfeeën als Coppi, Bartali, Magni, et cetera.
Op de rustdag, na vijf etappes, werd de oversteek naar Sicilië gemaakt voor de resterende vier ritten. Daarin raakte de Nederlandse ploeg uitgedund. Eerst verdween Jöris van het toneel, vervolgens de ziek geworden Maenen. De opgave van Jöris kwam onverwacht.
Op het moment dat hij afstapte (hij was al uit de wielen gereden) bevond ploegbaas Gense zich met de materiaalwagen achter het peloton bij de andere landgenoten. Een seintje dat Jöris steeds verder achterop geraakt was kreeg hij niet. Zodoende wachtte Jeu vergeefs op hulp van zijn ploegleider.
Tot overmaat van ramp kwam er ook geen bezemwagen opdagen die hem mee kon nemen naar de finish in Catania, een dikke 20 kilometer verder. Een passerende kippenboer op aftandse motor plus aanhangwagentje, met daar tussenin een hoop spullen, gaf de Limburger tenslotte een lift. Tussen de kakelende kippen in de aanhangwagen van de grijnzende Siciliaan bereikte Jöris de finish. Zijn ploegmakkers en teambaas wisten niet wat ze zagen toen hij binnenreed, de toeschouwers ook niet.
Overigens, het was voor Jöris ook zijn laatste als renner, maar de sport bleef hij trouw. Behalve dat hij in zijn woonplaats Geleen een hotel en (weer later) een sauna runde was hij verzorger van voetbalclub Fortuna’54, vervolgens een poosje ploegleider van de profploeg Tim Oil en tenslotte begeleider van bokser Arnold van der Lyde.
Net als Gense, Nolten en de andere landgenoten waarmee hij de Ronde van Zuid-Italië meemaakte is Jöris overigens al geruime tijd niet meer onder ons. Coppi ook niet. Hij overleed al op 2 januari 1960 aan malaria. De ziekte had hij opgelopen toen hij in het Afrikaanse Opper-Volta, het huidige Burkina Faso, met andere coryfeeën uit Europa een trip maakte. Hij werd 40 jaar.
De Ronde van Argentinië ’52 kreeg naast diverse vijftallen uit het land zelf onder meer een Zwitsers/Luxemburgse combinatie en ploegen uit België, Chili, Frankrijk en Italië aan de start. Voorts was er een gemengd team dat uit drie Duitsers en twee Nederlanders bestond. Heinz Müller (die dus al in Zuid-Italië had gereden, maar zijn regenboogtrui opnieuw wilde verzilveren) zorgde met Ludwig Hörmann en Karl Weimer voor de Duitse inbreng.
Gerrit Voorting en Henk Faanhof waren de Nederlandse vertegenwoordigers. Een paar maanden eerder hadden zij ook al aan de Tour de France deelgenomen. Voorting reed de Ronde van Frankrijk trouwens tien keer op een rij, zijn Amsterdamse makker driemaal. Beiden proefden in Frankrijk zoet van de ritoverwinning.
Faanhof deed dat ook in Zuid-Amerika. Twee keer zelfs. De vijfde etappe naar La Paz eiste hij in een groepssprint op, de tiende rit Cordoba-San Francisco sloot hij met een solo af. Bijna had hij tegen het einde zelfs voor een hattrick gezorgd, maar in de massale eindrush in Chacabuco bleek Rik van Steenbergen net iets sneller. Voor de Belg was het al de vierde dagzege.
Van Steenbergen schreef de wedstrijd dan ook overtuigend op zijn naam. Ploegmakker Stan Ockers werd tweede, de Argentijn Miguel Sevilano derde. Faanhof en Voorting ontbraken daarentegen op de lijst van 51 namen in de eindstand. De tweevoudige ritwinnaar was op de laatste dag door een valpartij uitgeschakeld, amper 100 kilometer voor de finish. Voorting had al na één week de strijd gestaakt. Hij moest tijdens de etappe waarin hij opgaf zes (!) keer van de fiets vanwege een lekke tube. De zesde band smeet hij woedende op het zandpad naast de rijweg.
Voorting en zijn medestrijders (die er volgens een Argentijnse journalist uitzagen als woestijnreizigers) werden overigens niet alleen door lekke banden en gloeiende hitte geteisterd, óók door stofwolken. Die ontstonden omdat gaucho’s op hun paarden, pal naast het parcours, de karavaan zo lang mogelijk probeerden te vergezellen.
Mede hierdoor was het dus niet zó verwonderlijk dat de veertien etappes door vijf (!) rustdagen onderbroken waren. Overigens, Faanhof en Voorting waren toen al vrienden voor het leven geworden. Daaraan kwam in 2015 een einde. Zij stierven vrij kort na elkaar, allebei 92 jaar oud. Rik van Steenbergen, de drievoudige wereldkampioen, was 78 toen hij in 2003 zijn laatste adem uitblies.