Twee wekelijks blikt Sportjournalist Wiel Verheesen in de rubriek DE KOERS VAN TOEN terug op wielerwedstrijden uit het verleden. Heroïsche verhalen; U mag er van genieten.
Tot nu toe is wijlen Arie den Hartog de enige Nederlander die de Ronde van Catalonië op zijn naam schreef en voorlopig zal hij dat ook blijven. Immers, net als andere prestigieuze en minder belangrijke wedstrijden heeft het corona-virus de Spaanse koers – die voor de honderdste (!) keer zou worden gehouden – in het hart getroffen.
Of uitstel tegelijkertijd afstel voor het huidige seizoen zal inhouden is nog niet zeker. Echter, de kalender is zó vol dat het onwaarschijnlijk lijkt het evenement alsnog in te passen. Tom Dumoulin die gehoopt had in Catalonië zijn rentree te maken (na bijna een vol jaar non-activiteit) moet dus net als vele medestrijders naar een andere koers uitkijken.
Een schrale troost, als U het mij vraagt. En de 29-jarige renner uit Maastricht zal dat zeker niet ontkennen. Wie weet voegt hij desondanks met enige vertraging zijn naam toch nog eens toe aan de erelijst van Catalonië waarop na Canardo (die in de vooroorlogse periode zeven keer won) namen prijken als Merckx, Maertens, Poblet, Kelly, Indurain, Valverde, Anquetil, Ocana, Gimondi, Thévenet, Jalabert en Quintana.
Arie den Hartog was 25 jaar toen hij ’Catalonië’ in 1966 naar zijn hand zette. Hij gaf aan de eindzege nog extra cachet door zich op de vijfde dag ook als etappewinnaar te kronen. Overigens had Walter Godefroot toen al twee dagprijzen binnengesleept. De snelle Belg zou het daar niet bij laten. Ook in de zevende etappe toonde hij zich haantje de voorste. Den Hartog werd in de slotrangschikking gevolgd door Jacques Anquetil (tweede) en Paul Gutty. Met name Anquetil was jarenlang de kopman van de blonde Nederlander die in het Zuid-Hollandse Zuidland opgroeide, maar in het jaar van zijn overwinning op Spaanse wegen al in Limburg woonde, eerst in Elsloo, naderhand in Nieuwstadt.
Toen zijn carrière voorbij was (en hij een aanbod om coach van de Noorse wielerbond had afgewimpeld) runde hij onder meer in Sittard een sportzaak. Kortom, Den Hartog was Limburger tussen de Limburgers geworden, hoewel hij het dialect van de provincie nooit heeft gesproken.
Vier keer nam hij deel aan de Tour. Daarin behoorde hij met Evert Dolman en Eddy Beugels tot de overgebleven landgenoten die eindwinnaar Jan Janssen in ’68 tot Parijs terzijde stonden. De Giro en Vuelta kwamen een en twee keer op het programma, zonder veel ophefmakende resultaten. Den Hartog boekte zijn triomfen elders. Behalve ’ Catalonië’ won hij Milaan-Sanremo, Amstel Gold Race, Ronde van Luxemburg, Parijs-Camembert en Tour de l’Herault.
Uiteraard werden zowel deze wedstrijden als zijn sympathieke levenswijze gememoreerd in de afscheidsrede welke ik op verzoek van de familie mocht uitspreken bij zijn crematie in Echt, juni 2018. In de laatste maanden van zijn leven – getroffen door een herseninfarct – was hij verpleegd in Thorn, het ’witte stadje’ in het Midden-Limburgse land. Veel oud-collega’s woonden de crematie bij.
Overigens, Arie mag dan tot dusver de enige Nederlandse winnaar zijn in de Ronde van Catalonië, het wil allerminst zeggen dat er naast hem en Joop Zoetemelk (één keer derde in de eindstand) geen andere landgenoten van zich hebben doen spreken, bijvoorbeeld als ritwinnaar.
De Zeeuw Piet Rentmeester deed dat al in 1964. Johan van der Velde sleepte beginjaren tachtig nu eens vier (!), dan weer drie dagprijzen uit het vuur. Mathieu Hermans sloeg eveneens geregeld toe en Lubberding, Van den Hoek, Oosterbosch, Jonker, Rooks, Hanegraaf, Van Poppel, Van Heeswijk, Westra , Wout Poels – het is maar een greep – bleven niet achter.
De allereerste Nederlander die in Catalonië echter het zoet van etappewinst proefde was Sjaak Sijen, een Maastrichtenaar die met Jan Lambrichs uit Bunde en de Zeeuw Frans Pauwels tot het deelnemersveld behoorde in …. 1940. Sijen toonde zich de sterkste in de tweede etappe en Pauwels won de derde rit. Grote vreugde uiteraard in het vaderlandse kamp. Maar die stemming veranderde snel. Op 10 mei, de zesde dag van de wedstrijd, viel nazi-Duitsland enkele West-Europese landen binnen. De Tweede Wereldoorlog (die feitelijk al met de Duitse overval op Polen, september 1939, een aanvang had genomen) was echt een feit. De ’Volta Ciclista a Catalunya’ ging desondanks door en zou door de Luxemburger Christophe Didier vóór diens landgenoot Mathias Clemens en de Spanjaard Canardo worden gewonnen. Sijen en Lambrichs hadden daarentegen geen zin meer om verder te koersen. Zij namen afscheid van Pauwels en vertrokken halsoverkop naar huis. Daar zouden zij vier maanden (!) later arriveren.
In de eerste dagen na hun plotselinge vertrek waren zij tot Brussel gekomen. Daar was de chaos echter zó groot dat zij met een stroom vluchtelingen weer zuidwaarts trokken. Zij belandden in de buurt van Marseille waar zij zich moesten melden op een arbeidsbureau. Intussen wachtte het thuisfront in spanning op nieuws, maar communicatie was niet mogelijk. De gsm bestond nog niet. Iemand op het arbeidsbureau herinnerde zich Lambrichs als deelnemer aan de Tour de France een jaar eerder waar de Limburger als achtste was geëindigd. In ieder geval, hij en zijn makker gingen in een fabriek aan de slag. Maar natuurlijk wilden zij als het ook maar even kon terug naar Nederland. Eindelijk, halverwege september, was de grote dag aangebroken. Een paar etmalen later stonden ze bij hun familie op de stoep. Sijen en Lambrichs droegen niet alleen reisbagage bij zich. Zij hadden ieder ook nog de fiets waarmee ze maanden eerder in Spanje waren gestart. Na de oorlog zouden ze nog geruime tijd deel uit maken van het peloton, net als Frans Pauwels, die met veel minder omzwervingen vanuit Catalonië was thuisgekomen.
Wiel Verheesen