Twee wekelijks blikt Sportjournalist Wiel Verheesen in de rubriek DE KOERS VAN TOEN terug op wielerwedstrijden uit het verleden. Heroïsche verhalen; U mag er van genieten.
Marc Gomez winnaar. Marc wie? Aan de finish van Milaan-Sanremo 1982 was ik niet de enige in het legertje verslaggevers met deze vraag. Iedereen keek naar iedereen. Verbaasd. Het feit dat de Franse triomfator een ontsnapping tot een goed einde had gebracht die al in de straten van Milaan (!) was begonnen deed aan dit alles niets aan af. Zelfs bij de vedetten in het peloton vroeg menigeen zich af door wie hij eigenlijk geklopt was. In een hotelkamer, dik twintig minuten na de aankomst, meende meervoudig oudwinnaar Roger de Vlaeminck bijvoorbeeld nog dat hij voor een Spanjaard het hoofd had moeten buigen. Anderen moesten diep in het geheugen graven om zich te herinneren dat Gomez wel degelijk een Breton was, geboren (1954) en opgegroeid in Rennes, waar hij de ’eeuwige amateur’ werd genoemd.
Mooie overwinningen en een afvaardiging naar het WK’81 in Praag, zowel voor de individuele race als ploegentijdrit, waren voor hem namelijk geen reden om het hogerop te zoeken. Ook als amateur verdiende hij een aardig centje. Uiteindelijk kon Marcel Boishardy, stadgenoot én ploegbaas bij Wolber-Spidel, de Breton overtuigen om het amateurwereldje, gecombineerd met de job van verkoper in een lectuurhal, te verlaten. Ter verduidelijking, Marc Gomez was al 27 jaar toen hij in Sanremo glorieerde. In de aanloop naar zijn eerste klassieker had hij als debuterend prof slechts enkele voorjaarskoersen gereden en anoniem Parijs-Nice tot een goed einde gebracht.
Milaan-Sanremo van 1982 werd niet alleen door de marathon-ontsnapping gekenmerkt. Andere factor van betekenis was het grote deelnemersveld, 260 man. Een limiet bestond toen nog niet. Tenslotte deden ook de weersomstandigheden van zich spreken. Het grootste deel van de race werd in striemende regen gereden en bij de beklimming van de Turchino – na een dikke 140 kilometer – geselden hagelbuien het peloton. Overigens, op deze hindernis – waar in vroegere jaren Fausto Coppi een keer aan een legendarische solo begon – dunde niet alleen de zo supervroeg ontstane kopgroep flink uit, ook de hoofdmacht raakte een aantal strijders kwijt. Daartoe behoorden Saronni, Baronchelli en Thurau, drie favorieten. Verkleumd tot op het bot kropen zij in een volgwagen.
Van de dertien man die ’s morgens al 6 kilometer na de start de ruimte ingedoken waren bleef niet alleen Gomez op de Turchino overeind. Ook zijn landgenoot Alain Bondue (een jaar eerder in Parijs-Brussel al eens zo’n 250 kilometer in de aanval) wenste voluit door te gaan, net als de Belg Werner de Vos en de Italianen Bortolotto, Antinori, Bressan en Delle Case. Kent U ze nog? Nee, voor handtekeningenjagers was het grootste deel van deze kopgroep niet bepaald interessant. Trouwens, voor degenen die rond deze tijd hun plaats in de spits moesten prijsgeven gold hetzelfde. Alleen Guido Bontempi had als jonge prof al enige naam verworven, net als de Fransman Pascal Guyot, maar Cesare Cipollini, nee, niet de groter Mario van later, alsook Santamaria, Boni en Angelucci kon men moeilijk een sterrenstatus toekennen. Ja, in eigen stad of regio. Maar nationaal of internationaal?
Naarmate de strijd vorderde en de kloof tussen kopgroep en peloton rond een kwartier bleef schommelen hielden alleen Gomez, Bondue, Bortolotto en Delle Case op de voorposten stand. Bij de bevoorradingspost in Savona kwam er eindelijk reactie vanuit de hoofdmacht, met name van Francesco Moser. Hij inspireerde ook Argentin, Contini én o.a. Leo van Vliet tot activiteit. Hun achterstand was echter te groot om de leiders (waarvan Bortolotto en Delle Case op de Cipressa werden afgehaakt) nog echt te verontrusten. Twee Fransen togen dus als leiders richting Sanremo en zouden het waarschijnlijk ook in een sprint hebben uitgevochten als Alain Bondue niet tijdens de afdaling van de Poggio ten val was gekomen. Marc Gomez was daarover zó verbaasd dat hij nog tót het binnenrijden van de finishplaats niet durfde te geloven in een overwinning. Maar Bondue kreeg het gat niet meer dicht. De verrassing was compleet. Een kleine twee minuten later sprintte Argentin naar de derde plaats vóór Moser, de Zweed Prim, Bortolotto en Contini, die op hun beurt gevolgd werden door Walter Planckaert, de Oostenrijker Schönbacher en (in elfde stelling) Leo van Vliet, de best geklasseerde Nederlander. Ruim vier minuten na Gomez leidde Roger de Vlaeminck vóór Jan Raas een kletsnat peloton binnen met Fons de Wolf, Greg LeMond, Theo de Rooij, Hennie Kuiper, Henk Lubberding en onder meer Adrie van der Poel in de gelederen.
Marc Gomez won een maand later ook de proloog in de Ronde van Spanje, hij haalde voorts de finish van de Tour en werd weer een jaar later Frans kampioen. Maar zijn ster flonkerde voor het overige niet echt. Oké, hij pikte hier en daar een ritzege of ereplaats mee, won aan de zijde van Hinault en LeMond een ploegentijdrit in de Tour, schreef in de Vuelta ’86 twee etappes op zijn naam en won de Ronde van Zweden, maar werd toch – met alle respect – niet de star die hij als winnaar van Milaan-Sanremo volgens velen had moeten worden. Overigens, het geluk had hij óók niet altijd aan zijn zijde. In zijn tweede Tour (hij reed er vijf) moest Gomez al snel opgeven nadat hij bij de etappefinish in Roubaix een beenbreuk had opgelopen, het gevolg van een val bij de sprint om de derde plek. Weer een jaar later, in de Ronde van Valencia, liep hij opnieuw een breuk op, dit keer aan een dijbeen En net toen hij daarvan hersteld was en naar de semiklassieke Ronde van Noord-West Zwitserland wilde vertrekken kwam hij bij een training in de buurt van zijn woonplaats ten val. Gebroken pols.
Zo opvallend als hij met de triomf in 1982 op de Via Roma zijn profbestaan was begonnen, zo geruisloos zou Marc Gomez er uiteindelijk op het einde van de jaren tachtig – na omzwervingen bij voornamelijk Spaans getinte ploegen – ook uit verdwijnen. Maar de herinnering aan Milaan-Sanremo is hij natuurlijk blijven koesteren. Heel mooi.
Wiel Verheesen