Vijfde aflevering
Twee wekelijks blikt Sportjournalist Wiel Verheesen in de rubriek DE KOERS VAN TOEN terug op wielerwedstrijden uit het verleden. Heroïsche verhalen; U mag er van genieten.
Mag ik, met Uw goedvinden, even terug naar Parijs-Nice van …. 1973? Zevenenveertig jaar geleden. Waarom die terugblik? Nou, het was voor mij de eerste keer dat ik de ’koers naar de zon’ meemaakte als verslaggever van het Limburgs Dagblad en de daarmee samenwerkende kranten van de Gemeenschappelijke Pers Dienst, kortweg GPD genoemd. Juist daarom vind ik het leuk om er nog eens op terug te kijken.
Ik volgde de wedstrijd met collega Lucien Berghmans in de auto van de Belgische krant Het Laatste Nieuws. Aan het stuur Lucien Acou, de vroegere weg- en baanrenner die niet alleen kastelein in de Brusselse deelgemeente Anderlecht, maar ook schoonvader van Eddy Merckx was geworden. Eddy behoorde trouwens tot de renners die in Ponthierry, een voorstad van Parijs, aan de start kwamen. Dat deden trouwens veertien ploegen van acht man. Hallo, gouwe ouwe wielerliefhebbers. Kent U ze nog? Molteni, Gan-Mercier, Peugeot, BIC, Gitane, IJsboerke, Rokado, Sonolor en nog zo’n paar. Zeven dagen later werd op de Col d’Eze in Nice de finish bereikt, net als op de eerste dag met een individuele tijdrit. Uitgerekend in deze afsluitende race tegen de klok moest Merckx, die de proloog met overmacht op zijn naam had geschreven, een pijnlijke nederlaag incasseren. Hij werd onttroond. Daarover straks meer.
In de uren vóór de proloog liep ik Jan Janssen en Herman Krott tegen het lijf. Janssen had zijn fantastische carrière beëindigd en was als manager betrokken bij de samenstelling van het rennersveld in Nederlandse koersen. Dus had hij met Krott, technisch leider van de Amstel Gold Race, de reis naar Frankrijk ondernomen om zaken te doen met het oog op de klassieker in Limburg. Wat ik me ook nog herinner? Er waren zeven Nederlandse renners aanwezig, maar ze reden allemaal voor een buitenlands merk. Canada Dry, ’s lands grootste profploeg na het verdwijnen van Goudsmit-Hoff en Caballero, had namelijk de ’koers naar de zon’ links laten liggen, de Frisol-formatie van Piet Liebregts stond nog in de steigers en Peter Post zou pas één jaar later met zijn roemruchtige TI Raleigh-ploeg ten tonele verschijnen.
De meeste vaderlandse deelnemers reden bij het Franse Gitane, namelijk Joop Zoetemelk, Gerard Vianen en Leo Duyndam. Eerstejaarsprof Hennie Kuiper verdedigde de kleuren van Ha-Ro, in feite de B-ploeg van het Duitse Rokado. Weer iemand anders, Tino Tabak, droeg het shirt van Sonolor, René Pijnen dat van BIC en Cees van der Meijden fietste als stagiair bij De Kova, een team onder leiding van Rafaël Geminiani. De hoofdsponsor was Myriam de Kova, een danseres van Tsjechische afkomst die een Parijse nachtclub runde en na de dood van haar Griekse echtgenoot wel wat centjes over had om in de wielersport reclame te maken. Van der Meijden haalde Nice overigens niet. Op de zesde dag ging hij naar huis. Piet Liebregts redde vooralsnog zijn carrière. Hij haalde de renner uit Puttershoek naar Frisol.
Wie evenmin Parijs-Nice uitreed? Leo Duyndam. Na amper 70 kilometer op de tweede dag was de Westlander – die jaren later plotseling in Frankrijk overleed – afgestapt. Dat gebeurde in het eerste deel van de etappe die in Auxerre was begonnen en Salieu als eindpunt had. Ik weet nog dat ik hem dáár, in een restaurant waar we de inwendige mens versterkten, kort interviewde. ’Nee, ik had niet moeten starten,’ gaf Duyndam eerlijk toe. ’Twaalf zesdaagsen in de voorbije maanden waren er te veel aan.’ Toen wedstrijdleider Jacques Anquetil op het plein tegenover het restaurant verzamelen blies voor het tweede deel van de etappe, met Chalon-sur-Saône als eindbestemming, namen we afscheid van elkaar. Duynndam ging naar de trein, richting Parijs en vandaar naar Nederland. Ik stapte weer in de volgauto.
De weersomstandigheden verslechterden intussen zodanig dat het doorgaan van de wedstrijd twijfelachtig werd. Onderweg naar Saint Etienne, bijvoorbeeld, sneeuwde het peloton bijna onder. De koers werd gered door halverwege een korte neutralisatie (inclusief vervoer per auto) in te lassen. Daarna ging het ’gewoon’ verder, hetgeen overigens wilde zeggen dat veel renners met half bevroren handen aan de finish arriveerden, amper in staat nog te remmen. De volgende dag, opnieuw met urenlange sneeuwstormen, moest de geplande route zelfs twee keer ingekort worden. Uiteindelijk klonk het startschot in Tournon, welgeteld 19 (!) kilometer vóór de finish. De mini-rit werd met een gemiddelde van 53 kilometer uur afgelegd. Walter Godefroot bleek de snelste, nadat andere Belgen als Eric Leman en Rik van Linden dat in vorige etappes ook al geweest waren. Bijna had Hennie Kuiper eveneens het zoet van de overwinning kunnen proeven, maar de uitval van de kersverse prof op de voorlaatste dag in de slotkilometer naar Draguignan mislukte. Net vóór de streep vloog Rik van Linden hem voorbij.
Intussen had Eddy Merckx de leiding in het klassement behouden. Echter, de verwachting dat de Molteni-renner die positie met de eindtriomf zou bekronen bleek voorbarig. Geplaagd door een keelontsteking (die hem enkele dagen later zelfs uit Milaan-Sanremo hield) leed hij in de klimtijdrit een van de pijnlijkste nederlagen uit zijn verder fabelachtige loopbaan. ’De kannibaal’ werd zevende. Ritwinst was er voor… Zoetemelk, maar toen alle tijden geteld waren stond Raymond Poulidor, net als een jaar eerder, er het beste voor. Zoetemelk (tweede op 4 schamele seconden) en Merckx (op 12 tellen) flankeerden hem op het podium. Wedstrijdleider Anquetil keek geamuseerd naar het tafereel. ’Ik begin er sterk aan te denken om weer te gaan koersen,’ zei de Normandiër gekscherend. ’De oude Poupou gaat anders te veel winnen.’ Zijn vroegere rivaal kon er hartelijk om lachen.’ Wij, de verslaggevers, óók.