In een brief aan het college van burgemeester en wethouders spreekt raadslid Thieu Wagemans zijn ongenoegen uit over het feit dat de gemeente Leudal niet aanwezig was bij de rechtbank tijdens een zitting over Landgoed Leudal.
Inhoud brief raadslid Wagemans
Met verbijstering las ik het bericht in de Limburger dat de Gemeente Leudal niet eens was verschenen op een zitting bij de Rechtbank die handelde over een dwangsom die was opgelegd aan de beheerder van Landgoed Leudal. Die dwangsom was opgelegd vanwege handelen in strijd met de regels van het Bestemmingsplan.
Een dergelijke afwezigheid is kwalijk omdat een gemeente er dan blijk van geeft wel burgers op overtreding van regels te wijzen maar zelf de zaak intern niet op orde heeft. Ontelbaar zijn langzamerhand oproepen vanuit onze fractie om eindelijk intern orde op zaken te stellen. Je moet op basis van al die ervaringen wel blind en doof zijn om te concluderen dat zelfs organisatorische basisregels in Leudal met voeten worden getreden. Dat verwijt ik niet primair ambtenaren maar des te meer College en Management. En in laatste instantie zeker ook de Raad als hoogste orgaan vanwege de dominante neiging de andere kant op te kijken en daartoe problemen toe te dekken in plaats van ze te benoemen.
Hoe kunnen burgers vertrouwen hebben in de gemeente zolang er een cultuur is waarin problemen onder de mat moeten blijven. Ik maak daarbij een uitzondering voor een beperkt aantal raadsleden die de afgelopen jaren wel aanspreekbaar waren op problemen.
Ik vraag allereerst een verklaring over hoe het heeft kunnen gebeuren dat men een zitting bij d e Rechtbank over het hoofd heeft gezien. Wie is daarvoor verantwoordelijk? Was het College op de hoogte van de zitting en zo ja: waarom is er geen actie ondernomen? Was er sprake van mandatering naar ambtelijke niveaus en zo ja: hoe verloopt de terugmelding van besluiten die onder mandaat worden genomen? Beschikt de gemeente over voldoende vermogen tot zelfcorrectie? Hoe dan ook ligt het buiten mijn voorstellingsvermogen dat het College niet zelf oordeelt over wat de inbreng moet zijn ter zitting.
Er lijkt mij alle reden op basis van dergelijke ervaringen in de afgelopen jaren een document op te stellen als een soort erfenis over welke pogingen de afgelopen jaren zijn ondernomen om de sturing intern te verbeteren en waarom dat niet of onvoldoende is gelukt. De recente ervaring kan immers niet aan het toeval kunnen worden toegeschreven.
Op deze wijze kan worden voorkomen dat bestaande praktijken zich ook in de toekomst blijven voortzetten.