Met groot verdriet hebben wij in de achterliggende dagen vernomen dan een van onze vaste columnisten Wiel Verheesen is overleden. Een markant man en een groot sportjournalist is niet meer onder ons. Zijn humor, levenslust en oprechte betrokkenheid zal ons altijd bij blijven. ML5 is Wiel erg veel dank verschuldigd voor zijn prachtige columns die hij voor ons schreef. Wij wensen zijn directe familie en alle nabestaanden veel sterkte toe bij het verwerken van dit grote verlies. Op ons verzoek heeft Jules Zollner vriend en oud collega van Wiel Verheesen onderstaand een heel mooi en herkenbaar in memoriam geschreven.
Wiel namens het bestuur, directie, medewerkers en alle vrijwilligers van ML5 rust in vrede.
In memoriam Wiel Verheesen door Jules Zollner
Wiel hield er een vrolijke opgewekte levensstijl en karakter op na. Je hoorde hem nooit mopperen. Als hij “thuis” was, in het kantoor, stond hij iedere middag, om precies vier uur, bij het raam op de eerste etage, en deed het open.
Hij zette de handen aan de mond, en riep heel hard, zo hard hij kon: “Sjéng!” Daarna deed hij het raam weer dicht. Even later kwam, met een zorgelijk gezicht, een rustige stap, bedaard de treden van de trap nemend, de herbergier, van de overkant van de straat, het Stationsplein in Roermond, naar boven klimmen.
Sjeng Claessens, van “De Tramhalte”. Nederlands kampioen biertapwedstrijden in 1970.
Zwijgend, en met een zorgelijk gezicht, zette hij de glazen voor ons neer. Met een rustige stap en tempo, draaide de kastelein nog altijd zorgelijk zwijgend, zich om, en aanvaardde de terugtocht. Het werktempo werd daarna drastisch opgehoogd, ook al door de enkele uren later via de friture van Lei binnengesleurde “briketten, en ’n zak eerpele”, door Lei zo genoemd. We hadden weer gegeten.
Er werd iedere dag tot middernacht ongelooflijk veel en snel geproduceerd. Niet alleen de streekpagina’s, maar ook vooral de sport, door Wiel. Hij onderbrak het geweervuur van de schrijfmachine nooit. Ratelde alles in één keer af. De beloning volgde iedere dag kort na middernacht. In de Tramhalte. Naar “Nationaal”, zoals wij wel deden, ging hij nooit. In zijn stamcafé stond of zat hij naast “De Bom” van Smeets, die ik bijna dagelijks in mijn Morris Mini autootje na cafésluiting naar huis reed in het Veld.
Als Wiel midden in de Tour meereed, of in een ander befaamd wielercriterium, belde hij zijn verslag nog juist voor kopijsluiting door vanuit den verre vreemde en met een tamelijk karkassig klinkende Franse huishoudtelefoon. Alle namen en moeilijke woorden spelde hij. Betty nam alles op via een ouderwets grammofoonplaat-opname apparaat. Daarna moest alles razendsnel getelext worden naar het hoofdkantoor. Foto’s konden ook gefaxt worden maar de kwaliteit was bepaald niet denderend.
Dagen later verscheen Wiel weer op het toneel. Hij gunde zichzelf nooit rust. Opgewekt en fris, vrolijk regelde hij zijn accreditatie bij alle wielerwedstrijden van formaat. De wielrenners bij start en finish waren zijn broers geworden. Ze beschouwden hem ook als hun mentor. Tenminste iemand die begrip had voor het gevecht van de uitersten.
Hoe je het ook bekijkt, het was een fantastisch mooie tijd. Toen de verslaggeving nog “handenarbeid” was en niets aan menselijkheid had ingeleverd.
De tijd van Wiel, die nooit meer terugkomt.
Maar altijd blijft.
In de herinnering.
Jules Zollner