Heel – het nieuwste blogverhaal van de Heemkring Heel: Internationale Vrouwendag

Internationale vrouwendag wordt sinds 1911 – in Nederland sinds 1912 – jaarlijks, op 8 maart, gevierd. Die “Vrouwendag” is ontstaan omdat vrouwen opkwamen voor gelijke rechten op het gebied van o.a. kiesrecht en arbeid. De belangen van de vrouw werden vaak ondergeschikt gemaakt aan geloof en economie zoals blijkt uit een voorbeeld uit de dertiger jaren. De strijd is nog steeds niet gestreden als we kijken naar de huidige kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt.

Eervol ontslag

Het buitenshuis werken van de vrouw was lange tijd geen vanzelfsprekendheid. In 1925 had de overheid zelfs een wet uitgevaardigd dat een vrouw van onder de 45 jaar, de dag na haar huwelijk, “eervol ontslagen” moest worden uit overheidsdienst en onderwijs. Die leeftijd van 45 jaar was gekozen omdat men ervan uitging dat een vrouw na die leeftijd toch geen kinderen meer kon krijgen. Die wet was niet van toepassing op het bedrijfsleven. De overheid legde zich daar echter niet bij neer. In de jaren dertig werden verschillende pogingen ondernomen om vrouwenarbeid buitenshuis te beperken.

Typekamer 1945
Thuisblijven

De partijen die zich op het geloof baseerden zoals de Rooms Katholieke Staatspartij (RKSP) hadden destijds een meerderheid in de Tweede Kamer. Ze wilden de samenleving beschermen tegen de “uitwassen” van de moderne maatschappij, zoals een buitenshuis werkende vouw. Daarom moest de gehuwde vrouw thuis blijven en kinderen krijgen.

Verzorging van het gezin

De katholieke minister Romme van sociale zaken diende daarom, in 1937, een wet in want hij was van mening dat:

“Naar natuurlijk bestel dient de man de kostwinner van het gezin te zijn en heeft de vrouw tot taak de verzorging van het gezin. Het is in het algemeen een misstand, wanneer de vrouw zich aan die taak onttrekt en zich een andere werkkring zoekt. Het gezin is een zo waardevol element in de maatschappij, dat  (…) in het algemeen belang tegen ongezonde gezinsverhoudingen moet worden opgetreden.”

Naast de gedachte dat de natuurlijke werkplek van de vrouw het gezinshuishouden was, speelde ook de toestand van de economie een rol. Omdat veel mannen in de dertiger jaren werkloos waren was het volgens minister Romme “in elk geval de moeite waard de gehuwde vrouw te beletten zich op de arbeidsmarkt mede een plaats te veroveren”.

Minister Carl Romme

Eenmaal gehuwd en thuis, moest de vrouw zich volledig wijden aan het huishouden. Wekelijks kreeg ze huishoudgeld van haar man en daarvan moest ze het huishouden draaiende houden. Veel had ze niet te vertellen want de man besliste in alles. De vrouw was tot 1956 zelfs, net als haar kinderen, voor de wet handelingsonbekwaam. Zo mocht ze bijvoorbeeld, zonder toestemming van haar man, niet reizen en geen kleding of huishoudelijke spullen kopen. In 1956 werd dat rechtgezet maar tot 1971 bleef in in het wetboek staan dat de man het ‘hoofd van de echtvereniging’ was en de vrouw aan hem ‘gehoorzaamheid was verschuldigd’.

Overheid en arbeidsparticipatie

Tegenwoordig streeft de overheid juist naar gelijke rechten en gelijke kansen voor vrouwen. Ook is er een actief beleid om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen.

Gelijke rechten – gelijke kansen

“Meer vrouwen aan het werk, meer vrouwen in hogere beroepen, meer vrouwen naar de top” lezen we op de website van de rijksoverheid. Dat streven maakt echter ook gelijk duidelijk dat de strijd van vrouwen voor gelijke arbeidsrechten, nog niet gestreden is.

Bron: foto’s en tekst Heemkring Heel
Dit bericht delen:
Scroll naar boven