Heel – het nieuwste blogverhaal van de Heemkring Heel: “De Biecht”

Omdat een katholiek ook maar een mens was en de geboden en verboden van de Kerk moeilijk volledig na te leven waren, was er als oplossing: de biecht.

De kerk als middelpunt

Als katholiek woonde je in een parochie en de kerk was daarvan het middelpunt. Die kerk bemoeide zich tijdens de Rijke Roomse periode, die van 1860 tot 1960 duurde, met letterlijk álles.

Zekerheid en houvast

In de parochiekerk werden de kinderen gedoopt, ze deden er hun eerste heilige communie, werden er door de bisschop gevormd, hernieuwden er als twaalfjarigen plechtig hun doopbeloften, trouwden er en vrouwen deden er na elke geboorte hun kerkgang. Ze lieten hun kinderen hetzelfde ritueel volgen en werden tenslotte vanuit de kerk begraven.

Het was een beschermde wereld met veel houvast. Zoals we nu de 7 zekerheden van de plaatselijke supermarkt hebben, zo had de katholiek destijds “de Katechismus”. Dankzij dat boekwerkje was het volstrekt duidelijk waartoe hij op aarde was.

“Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en hiernamaals gelukkig te zijn.”

Geboden en verboden

Verder stonden daarin de tien geboden van God en de vijf geboden van de heilige kerk. Katholieken wisten dat ze op zondagen en verplichte feestdagen naar de heilige mis moesten. Op vrijdagen en andere onthoudingsdagen mocht geen vlees gegeten worden en op vastendagen moest je verplicht vasten. In de Paastijd moest je de communie ontvangen en eens per jaar was biechten verplicht.

Al die regels en geboden gaven duidelijkheid en houvast maar het was bijna onmogelijk om er volledig naar te leven omdat alles aan regels gebonden was. De katholieke schrijver Godfried Bomans zei daarover: “Alles wat niet verboden was, was verplicht.”

Lastig parket

Als katholiek kon je het met al die geboden en verboden best moeilijk hebben. Met name Gods gebod 6 (gij zult geen onkuisheid doen) en 9 (gij zult geen onkuisheid begeren) bracht menig katholiek in een lastig parket. Seks vóór het huwelijk was verboden. Maar ook binnen het huwelijk moest seksualiteit en de daarbij behorende gevoelens onderdrukt worden. Seks was enkel toegestaan als het een hoger doel diende: het krijgen van zoveel mogelijk kinderen. Omdat voorbehoedsmiddelen ook voor gehuwden verboden waren, kennen we uit die Rijke Roomse tijd de grote gezinnen met wel tien kinderen of meer.

“Ons mam was net een autobus: er zat altijd volk in,” verklaarde een bejaarde Brabander die opgegroeid was in zo’n groot gezin.

Ondraaglijkheid van het falen

Om te ontsnappen aan de ondraaglijkheid van het falen was er het sacrament van de biecht. Een katholiek ging minstens één keer per jaar biechten, maar beter was het om dat geregeld te doen. In de Katechismus stond daarover:

Het is nuttig de dagelijkse zonden te biechten, omdat de Biecht het beste middel is tegen die zonden.

Voor kinderen was er zelfs een handleiding die hielp bij het zelfonderzoek naar zondig gedrag.

Zonden zoeken
Biechten

Achter een gordijntje, op de knietjes, zo werd gebiecht. Door het traliewerk werden de zonden gefluisterd. De priester aanhoorde de zondaar en prevelde wat stichtelijke woorden. Daarna toonde de biechteling berouw en de zonden werden vergeven. Er werd afgesloten met een kruisteken en een “Amen”.

De Biecht

Oefening van Berouw

Barmhartige God, – ik heb spijt over mijn zonden omdat ik u straffen heb verdiend, – maar vooral omdat ik, U, mijn grootste Weldoener en het hoogste Goed, heb beledigd. – Ik verfoei al mijn zonden en beloof, met de hulp van Uw genade, mijn leven te beteren en niet meer te zondigen. – Heer wees mij zondaar genadig!

Na een aantal Weesgegroetjes, een paar Onzevaders en het bidden van de Oefening van Berouw kon met een opgelucht gemoed het leven – en de doodzonden 6 en 9 – weer hervat worden.

Bron: foto’s en tekst Heemkring Heel

Dit bericht delen:
Scroll naar boven