Tijdens de zoveelste opruimactie viel mijn oog op mijn middelbare school rapporten.
De middelbare school, een bijzondere periode in mijn leven. Als zogenaamde vroege leerling, ging ik met elf jaar naar de brugklas. Achteraf misschien veel te jong, maar toen mijn ouders voorstelden om nog één jaar langer op de lagere school te blijven, was het klip en klaar, voor mij geen “duffe” lagere school meer, het werd tijd voor de grote wijde wereld.
Als ik er nu over nadenk dan hebben mijn zusje en ik toch zeer ruimdenkende ouders gehad. We mogen ons gelukkig prijzen dat een eigen mening altijd werd aangemoedigd. Uitermate dankbaar ben ik met name voor het vertrouwen dat ik kreeg. Ik was hun oudste kind, moest het spits afbijten en ook voor hen was elke ontwikkeling nieuw. Toch weet ik ergens diep van binnen dat ze op de achtergrond behoorlijk gestuurd hebben. Maar goed ook, elf jaar! Waar gaat het over?
De uiteindelijke schoolkeuze had nogal wat voeten in aarde. Het hoofd van de lagere school hield er namelijk zeer traditionele ideeën op na. Alle jongens moesten naar de ambachtsschool, en alle meisjes naar de huishoudschool. Niet mijn plan! Uiteraard waren mijn ouders ook van mening dat er doorgeleerd moest worden.
Mijn Cito-toets maakte ik erbarmelijk slecht en er ontstond twijfel of ik wel geschikt was voor voortgezet onderwijs. Snel daarna bleek ik behoorlijk ziek te zijn en was dit slechte resultaat te verklaren. Na een zware operatie en een verblijf van dikke twee maanden in Laurentius mocht ik de toets herkansen. Ik moest hem maken op de lagere school in Asenray.
Ik weet het nog heel goed. Weer niet de meest ideale omstandigheden; de zomervakantie was al begonnen, nog herstellende en moederziel alleen in een vreemd, groot schoolgebouw. Desondanks was de score dit keer meer dan voldoende, en dus zou ik naar een brugklas gaan. Ik wist natuurlijk al lang naar welke school, maar mijn vader was een andere mening toegedaan.
Hij vond het Bisschoppelijk College Schöndeln wel een goede optie. Ik vond echter dat ik op de lagere school meer dan voldoende katholiek onderwijs had genoten. Ook het kakkineuze internaat imago van het college sprak mij totaal niet aan.
Mijn keuze was duidelijk, ik ging naar de “Rijks HBS”. Een school die veel beter bij mij paste, midden in de stad en met een beetje “rebels” karakter. Weer hield ik voet bij stuk en na een check en akkoord van mijn ouders fietste ik augustus 1974 voor het eerst naar de Jesuitenstraat.
Natuurlijk had ik net zoals iedere andere brugklasser een nieuwe bruine leren schooltas gekregen. Wie uit die tijd kent ze niet? Hartstikke degelijk, gevuld met alle boeken die ik had en dus extreem zwaar. Ik ben menig keer afgestapt op de hobbelige, oersaaie Mijnheerkensweg, omdat mijn bagagedragers het gewicht niet aankonden.
De route via de Venloseweg mocht ik niet nemen, veel te druk en dus veel te gevaarlijk. Eigenwijs als ik was heeft het niet lang geduurd voordat ik stiekem toch de route wijzigde. Mijn schooltas ruilde ik in voor de enige echte “legerpungel”. En toen was ik pas echt cool.
Met de helft minder boeken en mijn eerste echte Levis 501 voelde ik mijzelf halverwege het eerste jaar helemaal thuis op de Rijks.
Ik werd vaste klant bij het bakkertje in de Heilige Geeststraat. Zeg nu eerlijk, een broodje pennywafel smaakt toch veel beter dan een voorgesmeerde en ingepakte boterham. Als “een uur uitviel” maakte ik huiswerk bij oma op de Steenweg, tenminste het eerst jaar. De jaren daarna overtuigde ik haar dat er heel weinig lessen uitvielen. Ik bracht die uren liever door op de terrassen en in de cafés op het Stationsplein.
De leerlingen van de bovenbouw waren mijn helden. Als ze buiten de poort een sjekkie stonden te roken leken zij zich van God noch gebod iets aan te trekken. Mening lesuur ruilde ze in voor een bezoek aan café Sjinderhannes. Zij stonden in mijn ogen boven de schoolwet. Ik kon niet wachten om erbij te horen. Eenmaal in vier HAVO bleek ik niet zo’n held, veel te braaf. Sjinderhannes heb ik nooit van binnen gezien en spijbelen? Ik had het lef niet. Hoezo rebel?
Een echte student ben ik nooit geweest. Mijn cijfers bevestigden dat volledig! De zogenaamde B-vakken scoorden ver onder de maat. Ik was duidelijk een A-meisje. Mijn overgang naar vier HAVO heb ik te danken gehad aan de welwillendheid van de docenten. De leraren van de exacte vakken waren zó wanhopig er was aan mij geen eer te behalen en dus gaven ook zij hun fiat.
De buitenschoolse activiteiten daarentegen waren wél mijn ding. Ieder jaar organiseerde de Rijks HBS het vastelaovesbal en het slotbal. Memorabele feesten, en altijd bij Pietje Moors. Waarschijnlijk waren daar de zalen goed controleerbaar voor de leraren. Althans dat dacht men. Toch lukte het veel van mijn schoolgenoten weg te glippen.
Hét uitgaansgebied, toen de Veldstraat, lag om de hoek. De cafés daar heb ik in die tijd nooit bezocht. Mijn lieve tante Jeanne werkte immers bij Pietje Moors, altijd aanwezig en dus controle! Soms kon ik een pact met haar sluiten en mocht ik “even“ naar het Stationsplein. Om haar vertrouwen niet te schenden bleef ik weg uit de Veldstraat.
Ik heb de school redelijk makkelijk doorlopen, maar ik heb het vooral leuk gehad. Nooit te bang, mijn vaak uitgesproken mening te geven, soms nam ik het voortouw en ik liet geregeld van mij horen, zoals een “echte rebel” betaamd. Men zou mij op de Rijks HBS niet snel vergeten!
Dat bleek toen drie jaar geleden een oud lerares mij aansprak. Ik had net een presentatie gegeven. Na afloop kwam ze mij complimenteren: “Nou Sabina, wat doe jij dat spontaan en goed, helemaal niet bang. Vroeger nooit gedacht dat je dit in je mars had, je was op school altijd zo’n bedeesd, rustig meisje…..”
Liefs Sabina