De laatste maanden van het jaar. De dagen worden korter en zijn vaak druilerig. De invloed van het schaarse winterlicht is over het algemeen groot. Het heeft invloed op het gemoed van de mens.
Doorgaans heb ik een positieve kijk op het leven, maar in de wintermaanden, tijdens die korte dagen kan dat wel eens anders zijn. Noem het een “winterblues”. Vergelijk het maar met de bluesmuziek. Muziek die je meevoert naar nostalgie uit vervlogen tijden! Zomaar een liedje op de radio maakt ineens herinneringen los. Een weemoedig gevoel krijgt de overhand, of gewoon zomaar een traan. Je wordt er door overvallen en hebt vaak geen idee waar dat vandaan komt.
Deze week heb ik zo’n week. Mijn ouders, ze leven allebei niet meer, ik mis ze nog dagelijks. Mijn moeder moeten we al achtentwintig jaar missen. Mijn vader heeft haar door zijn mooie verhalen altijd levend gehouden. Toen hij overleed op negentien november, twaalf jaar geleden, werd ik wees. Het klinkt misschien vreemd maar op zo’n moment kom je er achter dat het niet uitmaakt hoe oud je bent. Je bent ineens geen kind meer. Er is geen generatie meer boven je. De mensen die misschien wel het meeste over je weten en met wie je bent opgegroeid, zijn er niet meer.
Wij waren geen doorsnee gezin. Dat kwam voornamelijk door het enerverend beroep van mijn vader, hij was journalist. Zijn beroep was zijn leven en zijn leven was zijn beroep. Hij hield van mijn moeder en van ons, maar ook heel veel van zijn werk. Het was dus vanzelfsprekend dat wij hier als gezin “gewoon” in meegingen.
Zijn interesses waren enorm breed. Hij schreef niet alleen zijn dagelijks columns maar hij deed ook onderzoek of bracht verslag uit, vanuit binnen- en buitenland. Bijzonder graag schreef hij over sport, en dan vooral over de mens achter de sporter. Jaarlijks versloeg hij de Tour de France, om de vier jaar woonde hij de Olympische Spelen bij en niet te vergeten de grote voetbaltoernooien. Allemaal reportages waarbij hij lang en ver van huis was.
Ver, soms letterlijk naar het einde van de wereld, betekende toen zoveel meer dan alleen de daadwerkelijk afstand. Wifi en smartphones moesten nog uitgevonden worden, zomaar snel even bellen zat er dus niet in. Toch liet hij op de een of andere manier altijd iets van zich horen. Keer op keer waren we blij als die telefoniste weer vroeg of we de collect call wilde accepteren. Die gesprekken duurde nooit lang, want dat werd veel te duur, maar hij was weer even bij ons.
Vooral tijdens onze schooltijd hebben we hem veel moeten missen. Veel respect heb ik voor mijn moeder, zij was die sterke vrouw, achter die succesvolle man. Een cliché, maar zo waar. Zij was vader en moeder tegelijk, ons thuisbaken, onze stabiele factor, zij was er altijd. En als mijn vader weer thuis kwam van één van zijn reizen en wij boven op hem sprongen en aan zijn lippen hingen, luisterend naar zijn spectaculaire verhalen, ook dan deed zij weer dat stapje terug om ons te laten genieten van zijn thuiskomst.
Als gezin moesten we ook rekening houden met de dagelijkse columns. Jarenlang moest iedere dag opnieuw die deadline weer worden gehaald. Daarna was er pas tijd voor het gezin. In het live radio programma “Kom eens langs in…” was hij op zaterdag vaste columnist. Eerst in Slot Zeist en daarna in hotel Des Indes in Den Haag. Op vele zaterdagen was dit ons wekelijks familie uitje. Overige radio en televisie werk verrichtte hij dan nog ergens tussendoor. Zijn teksten voor Roermondse – en Limburgse culturele evenementen schreef hij ’s avonds, in de rest van het weekend of tijdens vakanties. Voor hem waren 24 uur in een dag veel te weinig, en wij, zijn vrouw en twee dochters, wij “renden” met hem mee.
De schat aan columns, verhalen, feestredes, Bonte Avonden, reportages, bedrijfspresentaties, hoofdartikelen, boeken en nog veel meer andere teksten zijn bewaard gebleven in zijn archief. Hij was trots op alles wat hij deed. Een klapper met handgeschreven teksten herinnert aan zijn allereerste verhalen. Alle latere getypte tekst is voorzien van het originele krantenknipsel en zijn eigen handgeschreven commentaar, soms een reactie op een ingezonden brief, soms een kritische noot van hemzelf op zijn eigen woordkeuze. Alles op datum, in dozen geordend.
Het meest onbetaalbare uit deze nalatenschap zijn toch wel de dozen met brieven en gedichten die hij ooit voor ons schreef of wij voor hem. Perskaarten en oude paspoorten met stempels van landen die hij ooit bezocht. Bonnenboekjes uit de oorlog. Dierbare foto’s. Plakboeken met reacties, kaarten en brieven die hij kreeg na het overlijden van mijn moeder. Mooie momenten die hij had met zijn kleinkinderen. Sinterklaasgedichten en Kerstoverpeinzingen. Een mensenleven vol herinneringen, droevige, maar vooral gelukkige momenten gekoesterd en bewaard in een archiefdoos.
De kasten met de dozen staan nu bij mij op zolder. Op druilerige middagen of tijdens melancholische momenten, zoals deze week, nestel ik mij daar in een stoel. Ik pak een willekeurige doos en begin te lezen. Tussen de regels door lees ik elke keer weer zoveel meer dan alleen de geschreven tekst. Op die momenten zijn ze allebei weer een beetje bij me. En als het dan soms een beetje minder gaat lijkt het alsof ze over mijn schouder meekijken en zeggen, geen zorgen alles komt weer goed.
Zulke gouden herinneringen gun ik iedereen!
Tot de volgende keer.
Sabina