Historicus en schrijver Hugo Luijten heeft in opdracht van de gemeente Leudal voor de Stichting IKL een aantal prachtige columns geschreven. Met toestemming van het IKL en instemming van de schrijver zelf mogen wij de columns publiceren.
Foto: Ruud Snijders
Vandaag de column: een goed voornemen “maak rommel”
En niet zomaar rommel, maar met een functie. Rommel met reden, zegmaar. Mijn naam is Rommelig Overhoekje, aangenaam. Wellicht kent u familie van mij; Reststrook en Snippergroen, bijvoorbeeld. Dat zijn twee neven die bij de gemeente werken. En mijn nicht Akkerrand, die zit in de agrarische sector. Maar ik kom veel bij de mensen thuis. Vaak denken ze dat ik hier maar wat lig. Achter het fietsenschuurtje, of opzij van de garage. Onkruid, doornstruiken, uitstekende takken. Weg met die rommel, hoor ik ze vaak tegen mij roepen. Het zal je maar gezegd worden. Want ondertussen dat ik hier lig, kruipt, wroet, scharrelt en krabt er van alles aan, in en onder mij.
Ontsta ik nu inderdaad door onversneden luiheid? Dat kan. Meestal wel zelfs. Een mooie tuin, maar net daarachter kunnen ze moeilijk aan mij. En dan word ik geboren. Ik ontsta vanzelf, ik groei uit het niets. Eerst met wat kleine groene sprietjes en een klein struikje van het een of ander. Eenmaal de zon erop in het voorjaar, schiet alles omhoog. Dan komen de insecten, die alleen datgene lijken te lusten wat niet bij het tuincentrum aangekocht is. Ho wacht even, insecten? Ik hoor het u mompelen. Wie wil er nu insecten naar zijn tuin lokken?
Wel, insecten kunnen ook plaagbestrijders zijn. Een lieveheersbeestje eet bijvoorbeeld bladluis, wel honderd per dag. Ik weet zeker dat iedereen die die plaktroep ooit in zijn tuin had, radeloos getracht heeft om er vanaf te komen. Kan alleen met verschrikkelijk stinkspul, en dat moet dan nog een paar keer aangebracht worden ook. Lieveheersbeestjes vreten alles op, zodra de bladluis eraan wil beginnen. Je kunt ze kopen, tegenwoordig, die lieveheersbeestjes. Maar dan moet de tuin verder wel ook interessant zijn voor hen. Met kieren, spleten en woeste bladerpartijen, waar het diertje zich kan terugtrekken voor de winterslaap. In mij dus.
En eenmaal insecten binnen, dan komen de vogels ook vanzelf. Nog eens een Huismus gezien, de laatste tijd? Steeds meer huizen, steeds minder mussen. De jongen worden gevoed met insecten, maar eenmaal volwassen rommelen ze graag tussen kruiden en grassen. Natuurlijk kun je wat voedsel voor hen strooien – van oud brood krijgen ze teveel dorst, hoor ik ze wel eens piepen – maar door zaden van onkruid dat over mij heen woekert, kunnen zij op natuurlijke wijze aan hun voedsel komen.
Of dat lieve, zenuwachtige vogeltje, het Winterkoninkje. Die zitten graag laag bij de grond in struikgewas, zelden op onbeschutte plekken. Een takkenhoop op mij kan een prima plek opleveren om een nest te maken. Een nette, aangeharkte tuin is dus minder geschikt dan een tuin met dichte struiken.
Nu hoeft u van uw tuin geen wildernis te maken. Een jungle, waar je met een kapmes doorheen moet om bij de carport te komen, dat is echt niet nodig. Neem mijn naam letterlijk: over en hoekje. Op een plek waar u mij toch niet ziet, buiten het zicht van de terrasstoelen of de openslaande tuideuren. En waar de dieren vervolgens hun ding kunnen doen. Ik kost tijd noch geld en het milieu is er enorm mee geholpen.
Maar niets is gratis, zelfs ik niet. Ik ga daar een beetje voor niks liggen, komop zeg. Nee, mijn prijs is een hele speciale: ik kost goede wil.
En dat is tegenwoordig misschien nog wel het kostbaarste.