Deze rampzalige Corona-tijden geven wel de beelden hoe het er in de toekomst toe zal gaan en uit zal zien.
Heel veel disciplines zijn nu gesloten. Dat is noodzakelijk. Maar stel nu eens dat ze niet meer open zullen gaan? Het is niet te hopen. Maar het zou toch kunnen?
Alles functioneert nu ook. Al is het moeizaam.
Er komt een totale herverdeling. Van mensen en middelen.
De provincie Limburg wordt opnieuw ingedeeld. Daar is al lang het wachten op. Men heeft het al lang in voorbereiding.
De Oostelijke Mijnstreek is afgeschreven. Daar verschijnt ‘t “Park”, van Limburg. Alles wat nu nog staat wordt afgebroken. De stad Heerlen verdwijnt. Het wordt recreatiepark, verlengstuk van de Hoge Venen, voor Aken, Keulen, Düsseldorf en Frankfurt.
In Limburg blijven alleen nog de steden Maastricht, Geleen, en “Driehoek” Roermond-Weert-Venlo, over. Sittard wordt slaapstad voor de werkers in Geleen. “Driehoek” Roermond-Weert-Venlo, oriënteert zich helemaal op Eindhoven en verder.
We schrijven het jaar 2060. Precies 100 jaar na het sluiten van de mijnen.
De helft van de bevolking is dan weggetrokken. Naar de Randstad.
Het betekent een definitief bestuurlijk einde aan het bestuurlijk gepriegel en gepruts dat nu nog op grote schaal in de provincie aan alle kanten
in ere wordt gehouden. Daar willen we geen geld meer aan besteden.
De bestuursgekkies zijn begraven.
Geld is er dan in Limburg nog genoeg. Het is afkomstig van de zand- en grindwinning, de inkomsten uit land-, tuin-, fruitbouw en veeteelt,
de kippenboerderijen en de varkensfokkers, de watersport en het toerisme, dat ook dan in Limburg welig tiert.
Er is één karakteristiek talent dat dan hopeloos verloren gaat. Dat is de gezelligheid en de intimiteit, die het leven nog de moeite waard maken.
De dialecten zullen verdwijnen. Dat is het ergste wat ons kan overkomen.
Aan de dialecten hangen de karakters vast. Het verschil tussen noord en zuid, west en oost, in de provincie is nu nog van een markante zaligheid.
Het Simpelvelds is het mooiste zachtste lieftalligste “plat”
dat er bestaat. De taal van Vaals is volledig onverstaanbaar maar daardoor maximaal aantrekkelijk. Het Maastrichts is niet te harden van de eigenwijsheid. Het Kerkraads is heerlijk van de dubbele bodems en de verfijnde zelfspot.
De taal van de “venen”, Nederweert, Helenaveen, Griendsveen, Horst, Wanssum, Meijel, Someren, Asten, Liessel, Deurne is hard maar stevig.
Betrouwbaar en eerlijk. Als de kerk van Rome.
Het Weerts is een taal en gevoel apart. Waarmee je je “eindelijk thuis” en naar waarde geschat bij kan voelen. Een taal van Vrienden onder elkaar.
Dat gaat allemaal verloren bij de hierboven opgenoemde herindeling.
We hebben in Limburg nog de bestaande j-isoglot en de r-isoglot.
Dat zijn taal-lijnen waarmee de plaatselijke dialecten zijn opgebouwd.
In Roermond bestaan die taal-lijnen niet. De stad is er te afstandelijk voor.
Op de westelijke oever van de Maas spreken de Maaskanters allemaal met de r rollend in ieder woord. En met de j op het einde daarvan.
De vechtersbazen tegen het stil en stijgend verraderlijk moordenaarswater.
We zullen het er nog vaak over hebben.
Hou je vast.
Jules Zollner